In het Universiteitsmuseum aan de Lange Nieuwstraat worden tientallen dozen naar binnengebracht. Daarin zitten de vondsten van een archeologische opgraving in de Utrechtse wijk Lauwerecht. Vrijwilligers en museumbezoekers zullen de potscherven van zo’n zeshonderd jaar oud onderzoeken en proberen de potten weer in elkaar te zetten.
“Ik heb weer een stuk”, roept een scholier. Samen met haar klasgenoten en leden van de Vereniging van Vrijwilligers in de Archeologie (AWN) staan ze rond een grote tafel met tientallen potscherven. Geconcentreerd, maar met enthousiasme proberen ze stukken te vinden die aan elkaar passen om zo het baksel zo volledig mogelijk in originele staat terug te brengen. “Het is echt een kick als je meerdere stukken vindt die bij elkaar passen”, vertelt een vrijwilliger. Het is niet altijd zo geweest dat iedereen zomaar aan honderden jaren oude spullen mag zitten. Maar sinds zes maanden is er een ArcheoHotspot geopend in het Utrechtse Universiteitsmuseum. Alexander van de Bunt is als archeoloog verbonden aan het Landschap Erfgoed Utrecht (LEU). “In 2014 is de eerste ArcheoHotspot geopend op initiatief van het Amsterdamse Allard Pierson Museum. In 2015 kwamen Den Bosch en Eindhoven erbij en begin dit jaar is de Utrechtse locatie geopend. Op deze plek willen we archeologie tastbaar maken. Zeven dagen per week zijn we geopend en iedereen kan hier gratis naartoe komen. Ze kunnen hier helpen met het bestuderen en registreren van vondsten die gedaan zijn in Utrecht.”
Henk Rebel (Voorzitter AWN Utrecht) en Alexander van de Bunt (Adviseur archeologie bij Landschap Erfgoed Utrecht)
Henk Rebel was directeur van een basisschool, maar toen hij met pensioen dreigde te gaan, ging hij zich verdiepen in archeologie. Zodoende kwam hij terecht bij de AWN en werkt hij nu regelmatig als amateurarcheoloog in het Universiteitsmuseum. “Er is nog altijd veel onduidelijkheid over wat een archeoloog doet en wat voor nut het heeft voor de maatschappij. Wij merken dat mensen heel enthousiast worden als je hen in aanraking brengt met archeologie.” Van de Bunt vult aan: “Normaal is er ergens een opgraving, dan wordt er een rapport geschreven en komen de vondsten in een depot of vitrine te staan. Je krijg dus niets te zien van het hele proces. Natuurlijk is er soms ergens een open dag bij een opgraving, maar meer ook niet. Hier kan iedereen binnen komen lopen, mensen kunnen alles vragen maar ook zelf meehelpen.”
Achter gesloten deuren
En meehelpen wordt er veel gedaan. Vandaag zijn er meerdere vaste vrijwilligers, een scholier die een paar dagen stage komt lopen en een schoolklas die het museum bezoekt en besluit om even mee te puzzelen. “In de rest van Europa vindt archeologie vooral achter gesloten deuren plaats en ook in Nederland is dit vernieuwend. In Engeland is er wel al veel langer de cultuur dat burgers archeologische vondsten melden en deze daardoor weer terugbrengen in de maatschappij. In de rest van Europa is dat tamelijk vreemd”, vertelt Van de Bunt. Rebel gaat verder: “Ik weet nog goed dat hier drie Duitse archeologen op bezoek waren en die keken hun ogen uit. Ze begrepen niet dat iedereen maar overal aan mocht zitten. Ook kinderen vinden het leuk. Vorige maand was er nog een joch die met z’n opa en oma mee was. Die heeft de hele dag hier gezeten, hij vond het verschrikkelijk interessant.”
“Deze verhalen doen iets met mensen”
Hoewel de potscherven die nu op tafel liggen niet direct een hele grote waarde hebben, is het onderzoek dat hier verricht wordt niet alleen voor de bühne. “Wij archeologen hechten veel waarde aan het verhaal dat we kunnen vertellen. De voorwerpen waarmee we werken zijn representatief voor een bepaalde tijdsperiode en daarover kunnen wij de bezoekers dan weer meer vertellen. Laatst hadden wij voorwerpen liggen uit de Romeinse tijd. We kwamen erachter dat het uit het zuiden van Gallië kwam en dat het hierheen gebracht was voor de bevoorrading bij het opzetten van de Romeinse rijksgrens. Soms zien we juist veel primitievere dingen en kunnen we vertellen dat het waarschijnlijk gewoon hier gemaakt is lang geleden. Deze verhalen doen iets met mensen, dan zien ze eerst een nietszeggend scherfje liggen en dat reconstrueren we tot een hele wereld”, zegt Van de Bunt. “Door de stukken die op tafel liggen kunnen we vanuit het heden betekenis geven aan het verleden. Daarnaast heeft het nut voor reconstructie of toekomstige presentaties.”
Insectenfibula
Alle bruine scherven op de tafel zien er in eerste opslag gelijkwaardig uit. “Maar,” zegt Rebel, “wij leren mensen kijken naar bijvoorbeeld de verschillende baktechnieken en versieringen. Sommigen hebben een meer zilverachtig glazuur, die horen waarschijnlijk bij elkaar.” Rebel staat op en loopt naar een kast. “Deze groene pot hebben we ook bijna volledig in elkaar kunnen zetten. De scherven waren gevonden in Leidsche Rijn. Soms vragen mensen of het niet jammer is dat de pot niet volledig compleet. is Maar hieruit kunnen we al alle informatie halen.”
Hoewel alle bezoekers nog even vooruit kunnen met de honderden dozen potscherven die door de stadsarcheoloog zijn opgegraven in Lauwerecht worden mensen ook aangemoedigd om zelf gevonden spullen mee te brengen. Van de Bunt werkt bij het LEU en ook daar hebben ze een meldpunt voor gevonden spullen. “Als mensen iets in hun achtertuin vinden of op de akkers dan kunnen ze ons bellen en komen wij desnoods kijken. Ze kunnen nu ook naar dit lab komen. Wij kijken wat het is, hoe we het in de geschiedenis kunnen plaatsen en of we er iets aan hebben voor onderzoek. Zo hadden we laatst iemand die een Romeins marmeren hoofd had gevonden. Daar doen we nog steeds onderzoek naar. Maar ook worden er mooie metaalvondsten gedaan. Het meest bijzondere was een insectenfibula uit de tijd van de volksverhuizingen. We weten eigenlijk nog maar weinig af van deze periode (begin middeleeuwen) en het is een vondst die hier normaal niet gedaan wordt. Daar waren we dus erg blij mee. We moedigen iedereen dan ook aan om hun gevonden spullen te melden.”
Ondertussen puzzelen alle bezoekers rustig door met af en toe wat gejoel als een baksel weer meer vorm gaat krijgen. Als een van de scholieren vraagt wat het zou kunnen zijn geweest, zegt Van de Bunt als grap: “Het kan altijd een piespot zijn geweest, maar dan zal je dat nog wel ruiken.”
ArcheoHotspot Utrecht is nog tot januari 2017 dagelijks in het Universiteitsmuseum te bezoeken en is gestart als een tijdelijk project. Vanwege het succes wordt er gekeken of het voor onbepaalde tijd voortgezet kan worden. Gesprekken voor een nieuwe locatie in de provincie Utrecht na januari 2017 lopen al.
Bron: Duic krant. Tekst en Fotografie: Robert Oosterbroek
Bijdragers
ArcheoHotspots