Materiaal-technisch onderzoek naar objecten
Op 13 en 14 november waren onderzoekers van het Rijkserfgoedlaboratorium te gast in het Hunebedcentrum in Borger. Deze specialisten van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) namen hun apparatuur mee om in de regio materiaal-technisch onderzoek te doen. Ze doen dit – onder de titel ‘Lab op Pad’ – een aantal keer per jaar. Dit keer gingen ze met hun mobiele lab naar Drenthe waar de archeologie centraal stond.
De eerste dag konden musea en andere collectie-instellingen hun objecten laten zien, op de tweede dag was het de beurt aan particulieren. Portable Antiquities of the Netherlands (PAN) was ook aanwezig om de (bodem)vondsten te fotograferen en te registreren.
Er werden zeer diverse voorwerpen meegenomen. Zo kwam de Stichting Veenomenaal Veenpark uit Barger-Compascuum met een aardewerken ‘oor’, waarbij het de vraag was of het überhaupt een oor van een pot was of misschien wel een weefgewicht. Ook over een vermeende strijdhamer was nogal wat te doen. De hamer zag er op het oog daadwerkelijk uit als een strijdhamer, maar het voelde te licht aan. Met de XRF-methode is onderzoek gedaan naar de samenstelling van het materiaal. Ook de doorboring in de hamer was het onderzoeken waard; deze leek van één kant ingeboord in plaats van aan beide zijden, wat meestal gebruikelijk is.
De Nederlandse Archeologievereniging (AWN) bracht vuurstenen werktuigen uit het mesolithicum en neolithicum mee om te weten te komen of er gebruikssporen op aanwezig waren. Met de stereomicroscoop werden wel krassen waargenomen, maar of deze zijn ontstaan door archeologisch gebruik of door verstoringen nadat het in de bodem terecht is gekomen, blijft de vraag. Vervolgonderzoek met een opvallend lichtmicroscoop zou uitkomst kunnen bieden.
Het Hunebedcentrum nam de gelegenheid te baat om een aantal objecten uit de eigen collectie te laten bekijken. Zij wilden bijvoorbeeld weten of de witte emulsie in de versiering op een trechterbekerpot uit beendermeel bestaat. Met de XRF-methode en Crime-lite, een onderzoeksmethode die gebruik maakt van verschillende kleuren licht in hoge intensiteit, kon dit worden onderzocht. Een andere vraag was of de vingerafdrukken op een andere pot afkomstig zijn van de pottenbakker. Hiervoor werd het aardewerk belicht met Crime-lite en ook werd de profielenmeter ingezet, waarbij op nanoschaal kan worden bekeken of er onregelmatigheden zitten, in of op het oppervlak.
Het Oermuseum uit Diever bracht een viertal aardewerken potjes mee (PAN-165438, PAN-165439 en PAN-165440). Men wilde vooral weten of deze echt waren en in welke periode ze gemaakt zijn. Eén heel vreemd potje konden we in eerste instantie niet thuisbrengen. Ook andere specialisten konden op basis van foto’s er niet de vinger op leggen. Tot het moment dat we het potje daadwerkelijk in handen hadden en met het vergrootglas gingen bekijken. We zagen een modern lijmlaagje met daaronder een aantal ingekraste letters. Het potje was wel degelijk echt maar... van zeer recente datum!
Bijzonder was de meegebrachte vroegmiddeleeuwse schijffibula van Teun Bos (PAN-119864). Aan de fibula zat nog een klein stukje stof. De vinder wilde graag weten of het wol is of bijvoorbeeld vlas ofwel: is het dierlijk of plantaardig materiaal? Met de infraroodspectroscopie (FTIR-methode) kon worden aangetoond dat het in ieder geval bestaat uit plantaardig materiaal. Met andere methoden (die ter plekke niet konden worden uitgevoerd), is het wellicht mogelijk om ook het vezeltype te duiden en welke kleur de stof had.
Albert Klein had op een akker een priem gevonden (PAN-158066). De priem leek van bot gemaakt te zijn. Maar was dat ook zo? Met de XRF-methode kon niet direct duidelijkheid gegeven worden over het materiaal. Qua structuur en kwaliteit van het stuk zou het mogelijk om walrusivoor of -bot kunnen gaan.
Een spannend object werd door de 10-jarige Maik aangeboden voor XRF-onderzoek: een Romeinse munt waar al eerder over geschreven is (zie https://archeohotspots.nl/verhalen/niet-alleen-echt-is-echt-bijzonder). Het bleek niet een echte Romeinse munt, en zeker niet van puur zilver. Blijft de vraag: waar is het dan wel van gemaakt? En kunnen we op basis van die samenstelling iets zeggen over de ouderdom van de munt?
Naast de hier beschreven objecten werden vele andere voorwerpen aangedragen voor materiaal-technisch onderzoek. Een verslag van de resultaten wordt door de RCE gemaakt. De samenwerking tussen Lab op Pad en het PAN-spreekuur in combinatie met musea, instellingen en particulieren bleek zeer geslaagd. Twee dagen met uiteenlopende objecten, onderzoeksmethoden en veel enthousiaste mensen hebben geleid tot een succesvolle editie van Lab op Pad!
Met dank aan alle medewerkers van het Hunebedcentrum, de RCE en bezoekers met hun objecten. Namen zijn met toestemming genoemd.
Kijk voor meer informatie op Lab op Pad van de RCE, de website van PAN of van het Hunebedcentrum in Borger.
Bijdragers
PAN regiocoördinator Noord
Margot Daleman