Categorieën
← Alle verhalen

Luxe sleutelhandgreep in de vorm van een wild zwijn uit Bunnik

utrecht

De Romeinen waren een van de eersten die hun waardevolle spullen achter slot en grendel opborgen. Geregeld worden Romeinse sleutels in de provincie Utrecht gevonden, maar die zijn zelden zo mooi uitgevoerd als dit sleutelhandvat in de vorm van een wild zwijn. Schuilt daar een betekenis achter? En hoe gebruikte men dit soort sleutels in de Romeinse tijd? Dat legt archeoloog Alexander van de Bunt uit in deze aflevering van Vondst van de Schervendokter.

We staan er niet zo vaak bij stil, maar de uitvinding van de sleutel heeft ons leven totaal veranderd. Het feit dat we de deur achter ons kunnen dichttrekken en zorgeloos kunnen weglopen is helemaal niet zo vanzelfsprekend. Voor de uitvinding van de sleutel was het bewaken van kostbare waren en eigendom mensenwerk. Als je in de Oudheid rijk genoeg was, kon je bewakers inhuren of dienaren op wacht laten staan. En als je een schat had, was je vaak genoodzaakt om deze op een geheime plek te begraven of te verstoppen. Misschien ging men daarom op zoek naar efficiëntere manieren om waardevolle eigendommen te bewaren? Wat de reden ook was, in de Romeinse samenleving werd het gebruik van sleutels gangbaar.

Romeinse sleutels en sloten

Uit de Romeinse tijd zijn bijzonder weinig sloten bewaard gebleven. Toch weten we dat de Romeinen aardig goed in staat waren om sloten te maken voor deuren, kasten, kisten en andere kleine containers. Dat bewijzen de vele teruggevonden bronzen en enkele ijzeren sleutels (clavis), ook in de provincie Utrecht. Zo kennen we bijvoorbeeld Romeinse hefsleutels, hef-schuifsleutels, schuifsleutels en draaisleutels, afhankelijk van de werking van het slotmechanisme.

Sleutel als statusobject

Sommige sleutels waren rijkversierde statusobjecten en zijn zeldzaam. De in brons uitgevoerde sleutelgrepen waren vaak gedecoreerd in de vorm van dieren, goden of scenes van arenagevechten met dieren of gladiatoren, zo ook de in Bunnik gevonden sleutelhandgreep met zwijnenkop. Ook kom je in de Romeinse tijd de meest indrukwekkende sleutelhandgrepen tegen in de vorm van dieren, zoals leeuwen, panters, (blaffende) honden, zwijnen en (galopperende) paarden. Veel van deze luxe versierde handgrepen zijn ingezet met een ijzeren ‘baard’, het deel van de sleutel dat het mechaniek van het slot bedient.

Omdat deze sleutels vaak van zowel brons als ijzer zijn gemaakt, is lang niet alles bewaard gebleven. Na twee millennia in de grond zijn deze bronzen sleutelhandvatten vaak nog in redelijke tot goede staat. IJzer daarentegen is meer vatbaar voor oxidatie, waardoor er na verloop van tijd nauwelijks tot niks van overblijft. Net als bij vele andere sleutels is ook de baard van dit zwijnenkopje niet bewaard gebleven. We moeten gissen voor welk mechaniek deze sleutel gebruikt is. In diverse collecties van musea zijn hele sleutels te vinden, zoals deze uit de 2de eeuw in het Getty Museum.

Er is bijna geen Grieks mythologisch verhaal waarin een held het op een zeker moment niet moet opnemen tegen een wild zwijn.

– Alexander van de Bunt – Landschap Erfgoed Utrecht

Wilde zwijnen in de Oudheid

De zwijnenkop en het bloemenelement bedekten de verbinding met de schacht waar de baard in zat. Het zwijn is één van de meest gevierde dieren uit de Oudheid. Je ziet het terug in mythologische verhalen, kunst en symboliek. Er is bijna geen Grieks mythologisch verhaal waarin een held het op een zeker moment niet moet opnemen tegen een wild zwijn. Deze dieren waren een heuse uitdaging voor menig jager, krijger en andere roofdieren, waardoor de Grieken en Romeinen hen karakteristieken toeschreven zoals dapperheid, koppigheid, autoriteit, kracht en vruchtbaarheid. Zwijnenvlees was bovendien vaak van zeer goede kwaliteit, en stond daarom symbool voor gulheid tijdens feestelijke bijeenkomsten.

Het zwijn sprak niet alleen bij de Romeinen tot de verbeelding, ook bij heel veel culturen uit verschillende tijdsperioden. Zo was het zwijn een echt krijgerssymbool in bijvoorbeeld Scandinavië, het vrije Germanië en de latere Angelsaksische cultuur rondom de Noordzee. Volgens de Romeinse historicus Tacitus droegen de krijgers van Baltische stam van de Aesten zwijnenhuiden over hun helm en in sommige gevallen ook maskers van zwijnenkoppen. Ook bij de oude Kelten stond het zwijn in hoog aanzien, die beschouwden het dier als één van hun heiligste dieren. Zo kennen we onder de Keltische stam van de Lingonen de zwijnengod Moccus, die door de Romeinen gelijkgesteld werd met Mercurius.

Of de voormalige eigenaar dit ruim tweeduizend jaar geleden ook allemaal wist, weten we uiteraard niet. Sowieso mogen we aan de hand van het bovenstaande stellen dat deze sleutelhandgreep in zijn eigen tijd een prachtig object moet zijn geweest.

Dank

Dank aan Emil Korngold voor het aanmelden van de vondst bij het Meldpunt Archeologie van Landschap Erfgoed Utrecht en Godfried Scheijvens (Erfgoed-Brabant)

Bijdragers

Landelijk coördinator

Alexander van de Bunt

Dit is een verhaal van

Wat heb jij gevonden?