Categorieën
← Alle verhalen

Over Kolfsloffen: van onschuldig spel tot openbare ergernis

zeeland

Over Kolfsloffen: van onschuldig spel tot openbare ergernis

Wat zijn rechthoekige, holle voorwerpen van zo'n tien centimeter lang, gemaakt van een lood-tinlegering en versierd met geometrische patronen en gestempelde sterren? Het antwoord: kolfsloffen. Dit zijn metalen verzwaringen die aan een houten kliek werden bevestigd, welke als slaghout diende bij het kolven. Ze worden met grote regelmaat uit de Nederlandse bodem getrokken, zo ook deze drie voorbeelden uit Middelburg en Kapelle. Het zijn misschien niet de spannendste vondsten, maar ze illustreren het verhaal van een van onze grootste vergeten volkssporten.

Het kolfspel

Wie bij het lezen van het woord ‘kolven’ in eerste instantie denkt aan ‘golven’ heeft niet geheel ongelijk. Kolf wordt vaak als een voorloper van golf gezien, omdat het begon als langeafstandsspel, dan vaak aangeduid en onderscheiden met ‘colf’. Langs wegen werden stokken in de grond gestoken om op te richten en hoopjes zand opgetrokken om vanaf te slaan. Met de kliek moest een houten bal in zo min mogelijk slagen het doel bereiken dat soms enkele kilometers verwijderd was van het startpunt. Het werd vrijwel uitsluitend in de Nederlandse provinciën gespeeld door alle lagen van de bevolking. Al in de bronnen uit de late middeleeuwen wordt kolven regelmatig genoemd, maar het hoogtepunt van de populariteit lag in de 16e en 17e eeuw.

Van overlast tot sport

Het spel werd op pleinen en straten gespeeld of in de winter op bevroren sloten en grachten. Doelen werden opgesteld langs stadspoorten of zelfs op kerkhoven. De toenemende bevolking in de steden begon er dan ook meer overlast dan plezier van te ondervinden. Van de associatie met losbandigheid en dronkenschap tot ballen die door de ramen van de kerk vlogen terwijl de priester de mis las; het stadsbestuur had het er druk mee. In de archieven zijn diverse voorbeelden te vinden van geschillen en zelfs verboden rondom het kolven en andere straatspelen. Veelvuldig werd benadrukt om het spel buiten de poorten van de stad te houden. Al in de middeleeuwen werd bij verschillende grote steden een open veld aangewezen om als plek voor volksspelen te dienen.

Dit evolueerde uiteindelijk naar officieel uitgebate kaats- en kolfbanen, vaak in combinatie met herberg, of café. Weer later werden de banen overdekt om bij slecht weer ook te kunnen spelen. Vanaf de 17e eeuw verdwijnt zo het langeafstand colf om plaats te maken voor de kortebaanvariant, kolven, waarbij precies richten belangrijker was dan ver of hard slaan. Tegelijk werden de kolfballen zwaarder en met wit leer overtrokken. Het slaghout en de kolfpalen werden met metaal omkleed om beter te slaan of om simpelweg beter te klinken.

Hedendaagse sporen

Eind 19e eeuw raakte het spel steeds verder buiten gebruik. In 1885 werd de Nederlandse Kolfbond opgericht en werden de spelregels officieel vastgelegd om het van de vergetelheid te redden. Hoewel de populariteit bleef afnemen, wordt het spel nog steeds gespeeld door enkele verenigingen doorheen het land. Toch kennen we het vooral van de schilderijen en prenten van spelende burgers en natuurlijk van de archeologische vondsten. Wat ons terugbrengt bij de genoemde kolfsloffen. Zouden ze misschien op de Middelburgse kolfbaan aan de Smoorsgang (tegenwoordig de Veersesingel) gebruikt zijn? Een van de kolfsloffen draagt het monogram ‘MK’. Was het misschien een bekende regionale speler? Hebben ze de speler geluk en overwinningen gebracht? Alledaagse voorwerpen als deze spreken hoe dan ook tot de verbeelding.

De kolfsloffen zijn geregistreerd in Portable Antiquities of the Netherlands als: PAN-00112657, PAN-00063160 en PAN-00024525.

Bronnen

  1. Koninklijke Nederlandse Kolfbond en Koninklijke Nederlandse Golf Federatie
  2. Johannes ter Gouw (1871). De Volksvermaken. Gepubliceerd door Erven F. Bohn, Haarlem. Vierde boek, pp. 332-336

Bijdragers

Vondstregistrator

Suzanne Venhorst

Dit is een verhaal van

Wat heb jij gevonden?